menu

Verschillende technieken 

Schilderen

Bij het schilderen in de nat-in-nat-techniek wordt er met aquarelverf op vochtig papier gewerkt. Het papier wordt daardoor enigszins doorzichtig waardoor de kleuren oplichten.

Er wordt geleerd om de kleuren licht uit te schilderen zodat er veel verschillende nuancen in de kleur ontstaan, en de verschillende kwaliteiten van de kleuren zichtbaar worden gemaakt.

Met de zes basiskleuren kan een heel spectrum van kleuren gemaakt worden. Het maken en uitwerken van de kleuren is een persoonlijk proces waarbij eigen ervaringen een grote rol spelen.

Er wordt eerst een kleurstemming gemaakt.

Daarna kunnen de kleuren beweeglijk bij elkaar worden gebracht waardoor er allerlei beelden tevoorschijn gehaald kunnen worden, bijvoorbeeld: landschappen, stillevens, maar ook abstracte vormen of beelden.

"Een kunstwerk hoeft niet direct een werkelijkheid te verbeelden of iets voor te stellen om een emotie uit te drukken".
Wassily Kandinsky.

Waarnemend tekenen

Met waarnemend tekenen worden één of meerdere voorwerpen in onderlinge samenhang nagetekend. Zo kan er een stilleven ontstaan.

Bij het tekenen kan er van verschillende materialen gebruik gemaakt worden. Er kan met houtskool, pastelkrijt, kleurpotlood of grafietpotlood aan een tekening worden gewerkt.

Met waarnemend tekenen leer je de wereld objectief kennen. Het schept gevoel voor juiste verhoudingen, perspectief en vorm. Daarnaast wordt een stukje van de buitenwereld tot iets eigens gemaakt.

Dynamisch lijntekenen

Hierbij gaat het om een doorlopend lijnenspel. Het potlood wordt op papier gezet en wordt niet meer opgetild. Er wordt een lijn op papier gezet alsof er een draad getrokken wordt. Er wordt over andere lijnen heen gegaan alsof er geweven wordt. Er kan zo een heel beweeglijk spel ontstaan.

Door waterbeweging te maken kunnen in het water visvormen of andere watervormen ontstaan omdat deze verwant zijn aan de waterbeweging. En zo kunnen er door luchtbeweging te maken vogels ontstaan. Maar ook kunnen door vele lijnen en door bewegingen die elkaar herhalen allerlei andere vormen ontstaan of beelden opdoemen.

Omgeving en onderwerp worden zo met elkaar verbonden zodat deze in elkaar over gaan.
Bij deze techniek is er geen vaste begrenzing van het voorwerp.

Vormtekenen

Bij vormtekenen spelen technieken van eeuwenoude ornamenten een rol. Zoals de Keltische en Longobardische motieven, die nog op verschillende plekken in Europa te vinden zijn in oude kerken en kathedralen.

Het zijn vormen die zich wevend herhalen in een ritmische stroom.
Deze vormen werden in steen aangebracht en gaven uitdrukking aan de bovenzinnelijke wereld die de mensen toen nog nabij was. Deze vormen waren de neerslag van onzichtbare levensstromen.

Deze vormen worden nagetekend waarbij geprobeerd wordt de stroom te pakken. Daarbij kunnen deze vormen verinnerlijkt worden en daar een proces op gang brengen.

Tekenen met houtskool

Als je tekent met houtskool werk je met vlakken en niet met lijnen. Het stukje houtskool hanteer je zó, dat je met een vlakke kant op het papier werkt en niet met een punt.

Bij deze techniek leer je het licht en het donker te hanteren door met het zwarte materiaal te werken. Gevolg is dat men ook innerlijk met de aspecten van licht en duister een zekere relatie aangaat. Je leert het te beheersen en te verbinden met de werkelijkheid.

Arceren

Ook deze techniek heeft veel met het licht te maken. Zonder dat je de precieze contouren tekent, kun je langzaam iets op laten doemen.

Met korte ritmische bewegingen wordt een vlak verdicht, verduisterd. Maar het papier wordt nooit helemaal bedekt, er blijft altijd licht doorheen schijnen. Door de techniek gaat het licht sterk werken.

Boetseren

Met boetseerklei kan er driedimensionaal gewerkt worden. Anders dan bij het werken in het platte vlak kan bij deze techniek het materiaal omvat worden. Je kunt het vasthouden.

Hierbij wordt onder andere de tastzin aangesproken. Met klei wordt er gewerkt aan eenvoudige vormen. Juist de eenvoud kan heel sterk werken.